Beste Gemeente Amsterdam,

Ik zat juist zo lekker in mijn rechtgeaarde burgermodus, toen ik laatst de deur uitstapte om naar werk te fietsen. Maar m’n fiets, die stond er niet. Raar, want hij staat standaard vastgeketend aan álles binnen slotbereik en dat ding knip je echt niet zomaar open, als huis- tuin- en keukendief. De onderbuurvrouw wist me te vertellen dat 'ze' onlangs fietsen hadden gestickerd. Ze keek me veelbetekenend aan. Dit kon geen toeval zijn, besloot ik. Het was oorlog!
Niet in het systeem Om 9.40 uur had ik de eerste fietsdepot-medewerker aan de lijn. Die vertelde dat de fietsen die 's ochtends waren weggehaald nog niet in het systeem stonden. Of ik het na 15 uur nog eens wilde proberen. Iets te hoog in mijn adem vertelde ik hem wat ik hiervan vond. Dat ik niets met zijn systeem te maken had en dat zijn collega’s maar rechtsomkeert moesten maken om mijn blauwe oogappel veilig thuis te brengen. ‘Dat gaat helaas niet’, antwoordde hij beleefd, dus ik gooide het over een andere boeg. Ik had toevallig nú een afspraak in Amsterdam-West en als er al zoiets bestond als een goed moment om naar het fietsdepot te gaan, was dit het wel. Niet dat ik echt in de buurt moest zijn, want níets is in de buurt van het depot (ja, IJmuiden misschien), maar ik ging in ieder geval de juiste richting op. Hij begreep het, maar kon niets doen.
Caps lock Om 13 uur belde ik nog een keer. Ik was nog in West en wie weet stond de fiets nu wel geregistreerd. Een andere medewerker vertelde me van niet. Ik had inmiddels een soort schooljuftoon te pakken, waar ik zelf wel tevreden over was. Hiermee zou ik beslist streng doch rechtvaardig overkomen. ‘Probeer het later nog eens’, zei de man. Daar ging de rechtvaardige schooljuf. In caps lock vroeg ik of hij soms dacht dat ik alle tijd van de wereld had. En of de gemeente het normaal vond om (mooie!) fietsen van (rechtgeaarde!) burgers voor hun neus weg te grissen. Hij begreep het, maar kon niets doen.
Gestolen… Om 15.30 uur, nog wat telefoontjes met het depot later, probeerde ik het bij de Dienst Handhaving en Toezicht. Een aardig meisje beloofde uit te zoeken wat er gebeurd was. Iets later belde ze terug, nog even vriendelijk: ‘Ik heb het nagevraagd, maar we hebben uw fiets niet, mevrouw. We zijn niet in uw straat geweest vandaag.’ Er viel een ongemakkelijke stilte. Een bliksemschicht trok door mijn hersenpan. Langzaam drong de situatie tot me door: fiets weg, gemeente onschuldig. ‘Kan-ie niet gewoon gestolen zijn?’ probeerde ze. Ik slikte. Ineens had ik het gevoel dat ik in een gloeiende hapjespan was gestapt. Gelijkmatig verspreidde de hitte zich door mijn hele lijf en legde zowat alle lichaamsfuncties plat. Na wat loos gestamel, wist ik nog net een soort excuses uit te kramen. Zonder een spoor van irritatie antwoordde het meisje dat ze het begreep.
… oh nee, toch niet Het was inmiddels 17 uur. Nog één keer nam ik mijn routes van de afgelopen dagen door. Waar was ik nou toch geweest? Wanneer had ik m’n fiets echt voor het laatst gezien? Gisteravond, dacht ik, maar ik begon te twijfelen. Vrijdag had ik ‘m sowieso nog gebruikt, maandag niet. Toch? Nee, toen was ik met het ov naar een afspraak gegaan. Of, wacht. Was ik die ochtend niet…? Eindelijk legden ook de laatste cruciale hersendraadjes verbinding met elkaar. De mist trok weg uit mijn hoofd, ik wist wat me te doen stond. Ik moest naar station Amstel!
Om 17.15 kwam ik aan op het station. Daar, in de fietsenstalling, vond ik mijn fiets. Precies zoals ik ‘m maandagochtend had achtergelaten.
Sorry Beste Gemeente Amsterdam. Het spijt me dat ik u onterecht van diefstal beschuldigd heb. Het spijt me dat ik uw medewerkers in caps lock te woord stond. Als ik binnenkort eens in de buurt van het depot zou zijn, zou ik langskomen om sorry te zeggen. Maar we weten allebei dat dat nooit, maar dan ook nooit gebeurt. Ik hoop dus maar dat u deze excuusblog aanvaardt.
Groeten van een rechtgeaarde verwarde burger