Mevrouw Nat

‘Bonjour tout le monde’, klonk het in de klas waar ik laatst was voor een reportage. En foemp, zo werd ik teruggeslingerd naar Dordrecht, 1993, m’n eigen brugklastijd.
‘Bonjour tout le monde’, klonk het weer, maar nu in mijn hoofd. Het was de stem van mevrouw Nat, onze docent Frans. Daarna volgde altijd snel de Marseillaise: iedere les begon voor ons met het zingen van het Franse volkslied, uit volle borst en marcherend achter onze tafels. Deed je dat niet, dan werd het een solo voor de klas. Dat lied neemt nog altijd zoveel van mijn hoofdruimte in beslag, dat er al sinds 1993 geen nieuwe informatie meer bij past.
Peng pong Kregen we een schriftelijke overhoring dan moesten we zorgelijke gedachtekronkels van mevrouw Nat vertalen zoals: ‘De zachte meisjes stapten op hun blauwe perzik en ontmoetten een kluizenaar met een baard tot op z’n ceintuur.’ Gewoon een brood bestellen in het Frans heb ik nooit gekund, nieuwe vrienden maken op de camping evenmin. Vakanties in Frankrijk waren een eenzame tijd, als ik er op terugkijk.
Onze notities dicteerde mevrouw Nat met militaire precisie. De klinkerbotsing, waarbij twee klinkers botsen en er één wegvalt, moesten we bijvoorbeeld tekenen als een omgevallen letter die per ambulance werd afgevoerd. ‘Ping pong afvoeren die handel’, moest er bij komen te staan. Ping pong werd uitgesproken als ‘peng pong’.
Geen boterhamworst Behalve door buitensporig veel fantasie liet mevrouw Nat zich leiden door grootse emoties. Om willekeurige redenen had ze een sterke voorkeur voor de een en een afkeer voor de ander. Zo werd één van mijn klasgenoten verweten dat zijn oudere zus leuker was, een ander werd beschimpt omdat hij van boterhamworst hield. Zelf viel ik in de categorie geliefd, omdat mijn moeder graag naar Franse chansons luisterde. Ik deelde die categorie trouwens met de plantjes van mevrouw Nat. Toen klasgenoot Laura er eens een schampte met haar voet -ter verdediging van Laura: hij stond op de grond middenin de klas- droeg mevrouw Nat haar woedend op haar excuses aan te bieden. ‘Excusez-moi, la plante’, stamelde Laura tegen de vetplant.
Sucettes pour Govrien Geliefd zijn bij een docent klinkt fijn, maar in het geval van mevrouw Nat had het ook nadelen. Op een dag had ze een vers ritueel bedacht: een klasgenoot uit haar categorie misbaksels moest vanaf nu elke les een lolly voor mij meenemen. Of ze de moeite had genomen er een reden voor te bedenken weet ik niet meer. ‘Vous-avez une sucette pour Govrien?’ werd het startsein voor de nieuwe traditie. Helaas was deze klasgenoot terecht in zijn categorie geplaatst. Na haar vraag keek hij me aan zoals een kat zijn prooi, boog zich langzaam voorover en graaide in zijn pubertas vol vlekken. De lolly die hij me toeschoof miste steevast zijn verpakking, meestal kleefden er kruimels aan.
Gedachtes aan wat een jongen met een sadistische inborst zoal met lolly’s doet drukte ik weg met intern gehum. Helaas heb ik nooit een betere reactie kunnen bedenken dan een geforceerde glimlach. Zo zou ik me tijdens deze koude oorlog in ieder geval niet laten kennen, was het idee. En dus nam ik het kleffe stokje aan, stak het in mijn mond en bedankte mevrouw Nat kruiperig, in het Frans natuurlijk. Die keek tevreden toe. Ik leunde in die tijd zwaar op mijn immuunsysteem.
Dors! 'Coco, qu'est-ce que madame dit?', vroeg de docent Frans in het nu. 'Madame dit: dors!', antwoordde een verlegen meisje. Meteen gingen haar klasgenoten op de grond liggen. De docent keek tevreden toe. Ik hoopte voor het meisje dat ze niet in de categorie geliefd viel.