top of page

De avondwandeling


‘Niet zo lelijk doen he?’ Mijn vriendin hangt voorovergebogen boven de bosjes en klinkt alsof ze een kleuter berispt. Er klinkt een nies uit het groen. Twee rode fietslampjes schuifelen door het gebladerte naar voren, terwijl een belletje rinkelt.

Een grote zwarte kat wandelt over de stoep, recht op de bosjes af. Als hij de fietslampjes ziet, werpt hij zich op de grond en doet alsof hij dood is. De lampjes schuiven onverstoorbaar verder en het dier druipt opgelucht af. Ik bekijk het strookje groen. Het is ongeveer drie meter breed en vijftien meter lang en wordt omgeven door een heg tot kniehoogte. Daarachter staan plantjes die nog lager zijn. Dit is het dus, het verzetje van m’n kat. Dit is zijn jungle.

Omdat mijn vriendin van mening is dat je een buitendier niet binnen kunt houden, heeft ze jaren geleden de avondwandeling geïntroduceerd. Een paar keer per week hangt ze een kattenbel en twee fietslampjes om de nek van onze bejaarde Siamees (‘om hem niet uit het oog te verliezen’) en zet hem in het plantsoentje om de hoek. Soms blijven ze uren weg. Vandaag ben ik voor het eerst mee.

Onze kat is scheel en slechtziend, heeft chronische bronchitis, niesziekte, een zwakke maag, moeilijke darmen en verlatingsangst. Hij slijt zijn dagen het liefst in en rond mijn nek, als een tevreden spinnende bontkraag, zo nu en dan onderbroken door een nies of hoestbui. Maar van die broosheid is bar weinig te merken, hier in dit plantsoen. We zijn al drie katten verder, die zich stuk voor stuk op creatieve wijze uit de voeten maakten zodra ze hem zagen (of hoorden).

Met de volgende is het raak. Een rode kater begint te grommen zodra hij het belletje hoort, waarop de lampjes langzaam zijn kant op draaien. Dan welt er een onheilspellend geloei op uit de bosjes. De kater blijft verschrikt stilstaan, met een dikke staart en zijn blik strak op de bosjes gericht. Maar het geloei houdt aan en klinkt steeds harder. Het lijkt het meest op een sirene met een lege batterij. De rode kat vlijt zich onderdanig neer, maar het is niet genoeg. Ineens stapt onze Siamees zijn plantsoen uit en als een moordzuchtige maffiabaas loopt hij op de kater af. Dat er een enorme snottebel aan zijn neus hangt, lijkt hem niet te deren. M’n vriendin en ik beginnen tegelijk om het plantsoen heen te rennen, allebei via een andere kant, richting de plaats delict, maar we zijn te laat.

Onze kat staat neus aan neus met de rode kater, recht zijn rug en zet luidkeels een volgende aria in. Verbouwereerd kruipt de rode kat naar achteren, stapje voor stapje. Zo moonwalkt hij nederig de hoek om. Onze Siamees loopt tevreden terug, zijn plantsoen in, en neuriet nog wat na.

Meer
bottom of page